in de jaren 80: Such a Shame, It's My Life, Dum Dum Girl, Life's What You Make It... Mark Hollis was zo'n typische weirdo, een lichtjes wereldvreemde jongen die prachtige songs schreef en er soms ook grappige video's bij bedacht. Ik vind het niet erg af en toe één van zijn nummers op de radio te horen, maar een ganse CD (of het nu een Best of is of iets anders) is gewoon een beetje teveel. Een goeie plaat, maar ik luister er nauwelijks naar.
Ojee, welja, het was een beetje moeilijk kiezen tussen al die goede Talking Heads platen, en ik las veel goede dingen over deze live dubbelaar, dus kocht ik 'm maar. Maar ik werd niet echt overtuigd. Ik bedoeld, het is een goede live-registratie, de groep speelt hecht, er is genoeg variatie, er spelen en zingen zelfs wat bekende mensen mee (Adrian Belew, Nona Hendryx), maar de plaat smeekte nooit om veel gedraaid te worden. Goed, maar niet meer dan dat.
Al wie zijn tienerjaren doormaakte in de jaren tachtig, herinnert zich vast David Byrne die zich spastisch over het podium bewoog in zijn grote witte maatpak. Dat is tenminste het eerste dat bij me opkomt als ik denk aan de Talking Heads en Stop Making Sense. Jammer genoeg heb ik de meeste nummers op deze plaat al teveel gehoord, en heb ik een overdosis van Zijne Gekheid David Byrne gehad, en kan ik hier niet meer naar luisteren zonder de nodige irritatie. Het is een goede plaat, natuurlijk, en Psycho Killer is maar één van de vele klassiekers op deze live-opname. Dus, vier sterretjes, omdat ik welwillend ben, en for old times' sake.
Vreemde muziek. Lo-fi avant la lettre, een plaat die de aanschaf waard is alleen al voor het artwork, met soepblikjes over de hele hoes en een griezelig tweehoofdig monster op de achterkant, en typische Flying Nun huisvlijt op het insteekvel met meer vreemd artwork, teksten, en brieven van de 'critics' (= recensenten). Canned Music is zo'n beetje een D.I.Y.-plaat, thuis opgenomen, soms experimenteel en heel erg vreemd, soms terugvallend op pure popmuziek. Het duurt een tijdje om in het album te geraken, om te wennen aan alle buitengewone instrumenten en structuren en aan het naakte geluid, maar eenmaal je daarover bent, vallen er juweeltjes te ontdekken. Opener Canopener is één van die hoogst vreemde songs, gewoon een tape met iemand die praat en een simpele melodie. Beauty anderzijds is een puur popliedje, met een intensiteit die me herinnert aan de vroege Chills... en natuurlijk zijn er parallellen tussen de Tall Dwarfs en de Chills. This Room Is Wrong is nog zo'n verkillend popnummer, repetitief en trance-achtig. Walking Home is opnieuw meer experimenteel, erg sober en simpel. Turning Brown and Torn in Two heeft één van de vreemdste beats die ik ooit hoorde, hypnotiserend en donker, met een mooie zanglijn erover. Woman heeft een mooi contrast tussen een ruwe en brutale en een mooie en melodieuze gitaar. Een ruw en simpel nummer met enkel die gitaren en zang. Shade for Today is een magnifieke afsluiter, een puur en simpel en kort akoestisch nummer met onderkoelde zang die me de rillingen geeft. En dan is het voorbij voor je het weet. En plaatje waar je een beetje meer moeite voor moet doen, maar eenmaal je er bent, word je rijkelijk beloond.
Meer vreemde muziek. Meer vreemd en mooi artwork. Deze plaat klinkt consistenter door de nummers heen dan Canned Music doet, en werd opgenomen in een echte studio en niet thuis, maar de Tall Dwarfs zijn nog steeds even vreemd en eigenzinnig en grappig en koppig als ze in 1983 waren. Dogma begint erg vreemd met Lurlene Bayliss. Het duurde even voor ik doorhad dat dit echt Chris Knox was, ik dacht dat het iets was wat ze ergens opgenomen hadden, en waar dan vreemde geluiden overgeplakt werden. Maar zoetjesaan begon ik het Nieuw-Zeelandse accent te horen, en begon me te realizeren dat dit misschien wel Chris Knox was, deed nog wat research en ja... Ik las dat de meeste mensen dit 'nummer' haten, maar ik vind het wel leuk. De human beatbox, al die vreemde geluiden, het gekrijs (gitaar?)... het draagt allemaal bij tot de sfeer. Waltz of the Good Husband is een rammelende wals met een erg sinistere atmosfeer, die me doet denken aan de muziek van de Italiaanse serie La Piovra. The Slide is de klassieker op de ze plaat, een nummer met een erg donkere tekst en meer dan mooi gitaarwerk. Cant is nog zo'n puur en simpel liedje met een tekst vol levenswijsheid, en niets meer dan wat percussie, zang, een hakkebord (!!) en wat orgeltjes. Het nummer eindigt in een hoop feedback om meteen over te gaan in Dog, nog een hoogtepunt op de plaat met sarcastisch grappige teskt, veel gitaren (zelfs een onhoorbare) die hiervan een lang, hypnotiserend en erg dansbaar stuk muziek maken. Briljant. Na al dat lawaai tracteert sluiter Missed Again ons op mooie akoestische gitaren, een prachtige melodie en vertederende samenzang. Wish we had more time/To get across all of the things that we've missed/But we'll leave them for some other day. Een simpele en mooie en oprechte tekst waarvan ik hou.
Indertijd in de jaren tachtig hield ik wel van T.C. Matic en Arno, maar nu ben ik er een beetje uitgegroeid. Op Choco, de derde plaat van T.C. Matic, staan een paar erg sterke singles, met spaarzame instrumentatie, Arnos typische 'Europese' teksten (een mengeling van verschillende talen), Jean-Marie Aerts efficiënt gitaarspel en een erg sterke ritmesectie (If You Wanna Dance, Dance If You Don't Don't, Ha Ha, en Putain Putain, één van de beste T.C. Matic songs ooit), maar de andere nummers op deze plaat behalen die kwaliteitsstandaard niet. Er werden nieuwe elementen aan de muziek toegevoegd (bijvoorbeeld een beetje wereldmuziek), en het trage en dreigende L'amour n'est pas avec moi en het lawaaierige maar open Being Somebody Else zijn het beluisteren zeker waard, maar daarbuiten vind ik niet veel het vermelden waard.
Waar te beginnen? Misschien met een paar trefwoorden: sterke zang, gevarieerde instrumentatie, oosterse invloeden, emotioneel erg zwaar... om the Doors en Led Zeppelin maar niet te vermelden. Wat ik goed vind aan deze plaat is dat ze intens, sterk en donker is. En dat is meteen ook wat ik er niet goed aan vind, omdat ze zo intens en donker is dat ik me er depressief bij ga voelen. Deze groep heeft de rijkdom van Aziatische en Afrikaanse muziek en instrumenten ontdekt, en introduceert een pak exotische geluiden op The Edges of Twilight, gaande van de voor de hand liggende sitar en djembe tot meer ongewone instrumenten als de santoor, sarod, draailier, saz en veel meer. Ontegensprekelijke hoogtepunten van dit album zijn Sister Awake, met een zachte intro met akoestische gitaren, sitar en ingehouden zang, veel tempowisselingen gaande van westers gehaast naar oosters ontspannen. Dit is één van de tracks met de meest diverse invloeden uit de hele wereld, in ritme en instrumentatie zowel als in zang. Nog een hoogtepunt is The Bazaar, een pulserend ritme gemengd met uitzinnige gitaren, evocaties van het Midden-Oosten en overtuigde vocalen. Of Correspondences, traag en berouwvol en met verscheurende zang (does it teeeeeaaaaaaar you apart... my love). Of Fire in the Head, de rockende opener die nog niet wil onthullen hoe eclectisch en gevarieerd deze plaat zal worden. Of die mooie en zachte instrumentale track Badger. De plaat wordt een beetje zwakker naar het einde toe, maar Shadows on the Mountainside is een mooie ekoestische track, Drawing Down the Moon heeft mooie bluesy gitaren, So Alone is erg intens, en Walk Me Home is een pakkende sluiter met veel tempowisselingen. The Edges of Twilight kan niet bepaald innovatief of origineel genoemd worden, omdat men te vaak terugvalt op z'n voorbeelden, de echo's van Led Zeppelin en The Doors zijn soms een beetje te luid, maar het is een mooie plaat om naar te luisteren als je je depri voelt en je je in die stemming wil wentelen.
Je wil obscuur? Je krijgt obscuur. Ik kan hierover gewoon geen informatie vinden, maar Ted and the Tall Tops is een leuk groepje met een leuk mini-album. Ik moet Crazy Date voor het eerst gehoord hebben op de Nederlandse VPRO-radio op woensdagnamiddag met Fons Dellen en Lotje IJzermans (namen die in mijn hersens gebrand zijn), en vond dit in de uitstekende platenzaak Music Man in Gent (nu Music Mania en niet meer zo uitstekend IMHO). Vuile rock/rockabilly/blues/country (als je een referentie wil: denk Omar and the Howlers), met hilarische teksten en zang, dit nummer doet me altijd luidop lachen, onnozel maar grappig. Honky Tonic Ramblin Man is bijna pure country... tenminste het is country met een goed gevoel voor humor. Bad Boy is hoe Elvis Presley geklonken zou hebben, moest hij niet in aanraking gekomen zijn met Colonel Tom Parker en veel ongezonde substanties. Trouble Maker is vuile en waanzinnige rockabily, Lose Your Money is het nummer waarin Ted and the Tall Tops nog het dichtst een normaal rock & roll-nummer benaderen. Gulp Coast Saturday Night klinkt niet zo gek als de titel, met een bluesy mondharmonica en een don't mess with my tu-tu accordeon en ook, net als in Lose Your Money, een vrij normaal geluid, wat dat ook mag zijn. Dit moet één van de meest obscure en geschifte stukken uit mijn collectie zijn.
Volgens Steve Aldrich van de AMG All Music Guide staat Southside vol met "Intelligente, melodieuze, volwassen pop met een fantastische fantastische vrouwelijke stem en bluesy slide-gitaarwerk". En omdat ik lichtjes misnoegd ben (understatement) over de ommezwaai van 180° die Texas later maakte, waarbij ze hun mengeling van blues, folk, R&B en soul omruilden voor platte, commerciële, mainstream popmuziek, voeg ik hier niets meer aan toe. Mijn mening over deze groep nu staat in de weg van een onbevooroordeelde recensie, laat staan enig luisterplezier. I Don't Want a Lover blijft desalniettemin een uitstekend nummer.
Nadat ik de singles It's a Good Thing (van debuut Manic Pop Thrill) en Big Decision hoorde, vond ik het tijd om te ontdekken waar That Petrol Emotion echt voor stonden. En hoewel Bablle niet echt klonk zoals ik verwacht had, bleek het een goede investering te zijn. Behalve hun Amerikaanse zanger Steve Mack, is That Petrol Emotion een groep uit Londonderry met roots in The Undertones. Maar waar Feargal Sharkey zijn fantastische stem stroomlijnde in gladde pop, bleven de broertjes O'Neill meer links van het centrum met krachtige en politiek geïnspireerde popmuziek met een scherp randje. Het klonk anders dan ik verwachtte: meer pop dan punk, een beetje gepolijst soms ondanks dat het geproduceerd werd door Roli Mosimann, lid van de industriële band Swans. Zijn aanpak is het meest hoorbaar in de sluiter Creeping to the Cross, een nummer over religieuze hypocrisie. Het wordt aangedreven door een intense ritmesectie en een loop van een zangsample - en heeft dat erg herkenbare Roli Mosimann-geluid. Sommige tracks waarin That Petrol Emotion op hun best zijn op deze plaat, zijn die waar ze het verst verwijderd zijn van hun gewoonlijke punkachtige geluid: die erg aanstekelijke single met de you gotta agitate, educate, organize rap Big Decision, het erg mysterieuze en ijle Inside en het sinistere en traag voortkruipende For What It's Worth. Maar gitaar- en drumexplosies als de opener Swamp, het melodieuze Belly Bugs of het erg uitzinnige Split! zijn zeker ook vermeldenswaardig. Met slechts een paar minputen (het ongewoon ongeïnspireerde Static of het nogal overbodige Chester Burnette), is Babble één van de best bewaarde geheimen van een groep die echt wel veel meer verdiende dan obscuriteit.
Leuk verband tussen dit plaatje en dat van That Petrol Emotion: beiden werden geproduceerd door Roli Mosimann. En ze zijn vergelijkbaar intens qua geluid, wat het duidelijkst is in de drums, die prominent in de mix zitten en kort en scherp klinken. Infected is een intens en hard album, dat de staat waarin Engelend zich bevond mid jaren tachtig oproept, met expliciete teksten over onaangename lichaamsfuncties en een onbehaaglijke blik in de geest van Matt Johnson. De plaat begint bedrieglijk vrolijk met de titeltrack, een potig liefdesliedje dat haaks staat op de rest van de plaat. Het ontstellend mooie Out of the Blue (Into the Fire) is één van de hoogtepunten van de plaat, een mooie melodie die scherp contrasteert met Johnsons franke vocalen: de tekst is niet echt expliciet, maar de manier waarop hij gezongen wordt, laat je met een ongemakkelijk gevoel achter. Het nummer eindigt met een mooie en weekmakende zanglijn door Tessa Niles, nog versterkt door de violen. Dit hoogtepunt wordt meteen gevolgd door een ander, het politiek geëngageerde Heartland. Het is een nummer dat elke beschrijving tart, hoe kan je nu een nummer omschrijven dat erin slaagt teksten over de blue blooded baby's van Engeland, hoe dat the 51st State of the U.S.A. werd, een aanstekelijke melodie, fantastische backing vocals en een jazzy pianosolo à la Uncertain Smile te combineren? Angels of Deception is het bewijs dat politiek geïnspireerd niet noodzakelijk staat voor vervelend, het is een nummer met pittige drums, nog maar eens een fantastisch achtergrondkoortje, en wanhopig overtuigde zang door die karakteristieke Matt Johnson-stem. Sweet Bird of Truth is één van de meest onbehaaglijke nummers op de plaat, over een GI in een vliegtuig op weg om Arabië te bombarderen, dat zwaar leunt op percussie, een saxofoon, Johnsons intense zang en contrasterend onschuldige backing vocals door Anna Domino. Het absolute hoogtepunt op Infected voor mij is Slow Train to Dawn, een levendig duet met Neneh Cherry (toen nog onbekend), met mooie gitaren, een dominante ritmetrack, en opnieuw een opvallend contrast tussen de stemmen. Ondanks zijn dreigende atmosfeer is Twilight of Champions één van de minst interessante tracks van de plaat, waarin Johnson de song en de melodie uit het oog verliest, in het voordeel van effecten en fragmentatie. Maar dat mindere moment wordt meteen rechtgezet door de verbluffend mooie intro van The Mercy Beat, nog zo'n verbazingwekkend intens nummer met opnieuw de nadruk op een sterke ritmetrack en het contrast tussen Johnsons gemene en vuile stem en de mooie backing vocals. Een nummer dat voor kippenvel zorgt, en een sterke sluiter van een sterk en erg intens album.
Matt Johnson heeft leuke vriendjes: Johnny Marr speelt gitaar op het ganse album, en Sinéad O'Connor zingt op Kingdom of Rain. Maar, hoewel Mind Bomb beter zou zijn dan Infected, vind ik er maar weinig aan, ondanks de aanwezigheid van Johnny Marr. Mind Bomb klinkt minder gepolijst, meer natuurlijk en open, is erg intens, maar het raakt me niet zoals Infected dat doet. Het is geen verrassing dat The Beat(en) Generation, dat erg aanstekelijke liedje met Johnny op zijn Marrst, het nummer is dat eruit springt voor mij. Het bewijst ook nog maar eens dat politiek engagement niet noodzakelijk in de weg staat van een goed nummer. Kingdom of Rain is nog een hoogtepunt, vooral door de mooie samenzang tussen Matt Johnson en Sinéad O'Connor op één van de mooiste melodieën van de plaat. Maar verder heb ik het niet zo met deze plaat. Ik heb er niet veel naar geluisterd toen ik ze kocht, omdat ze me toen al niet aansprak, en nu ik er 2 dagen lang naar geluisterd heb, laat ze me nog steeds koud. Jammer, omdat ik Infected toch wel heel erg goed vond.
Ik kan me niet herinneren waarom ik dit kocht, heb het ook nooit goed gevonden, en wil er nu ook niet naar luisteren. Deze recensie krijgt de prijs voor de kortste recensie van deze site, als het een troost mag wezen.
Hoewel dit plaatje eigenlijk helemaal niet zo slecht is, heb ik de neiging alleen naar de singles ervan te luisteren, plus een paar andere nummers die mijn aandacht trekken. Ik ben waarschijnlijk niet aandachtig genoeg geweest, maar nogal wat nummers op Troublegum klinken te gelijkaardig voor mij. Die die eruitspringen zijn eerst en vooral Nowhere, dat energieke nummer met een superbe gitaarlijntje en een uiterst meezingbaar refrein, een liedje dat mijn 6-jarig zoontje door het huis doet stuiteren. Die Laughing is nog een hoogtepunt, nog zo'n typisch lawaaierig maar aanstekelijk nummer met een refrein dat in je hersens blijft plakken. Isolation is een gevaarlijke keuze voor een cover, maar Therapy? doet het erg goed en slaag erin deze Joy Division song om te vormen tot iets wat van henzelf is, met een bezeten ritme en gepassioneerde zang. Screamager is een helder en open nummer met een fantastische riff, Unbeliever is helemaal anders met een melancholisch en triest gevoel. Maar daarbuiten wordt Troublegum voor mij geruïneerd door teveel conform gitaargeweld en te weinig variatie. Ofwel ben ik hier gewoon te oud voor.
Therapy? is flink veranderd sedert Troublegum, ze keerden de korte en snelle punk-achtige nummers de rug toe, voegden muzikale en tekstuele diepgang toe aan hun songs en variatie aan de instrumentatie, maar jammer genoeg is het allemaal niet aan mij besteed. Opnieuw heb ik de neiging enkel naar de singles van deze plaat te luisteren, plus een paar nummers die ik ook nog goed vind. Daarbuiten doet de skip-toets goed dienst. De plaat is donker en intens, en ik lijk er niet in te kunnen geraken. Het nummer dat ik het liefst heb, is Stories, één van de weinige nummers dat klinkt alsof het op Troublegum had kunnen staan, met een heftig ritme en een aanstekelijk refrein (en juist ja, happy people have no stories!). Op de tweede plaats Diane, een cover van die mooie Hüsker Dü song. Het is enkel Andy Cairns' zang en een mooi vioolarrangement, het perfecte voorbeeld dat minder meer is. Maar de songs worden te dikwijls bedorven door vergezochte en lange intro's (Misery), zang die de perfect opgebouwde atmosfeer vernietigt (Moment of Clarity), or of te veel zwaarmoedigheid, doem en angst. Gelukkig is er nog Loose om ons een beetje op te vrolijken, maar dat is niet genoeg om de plaat te redden.
Opnieuw kan ik me niet herinneren waarom ik dit kocht, maar wellicht heb ik Thin White Rope voor het eerst gehoord op VPRO-radio op woensdagnamiddag. Thin White Rope speelt een soort donkere Amerikaanse jaren 60 folkmuziek, met de karakteristieke snerende stem van Guy Kyser, met vage en minder vage echo's van Grreen on Red, the Violent Femmes, Alex Chilton, the Dream Syndicate, the Gun Club en Jeffey Lee Pierce. Er staan veel uitstekende nummers op deze plaat, maar niets dat er echt uitspringt voor mij. Misschien is de B-kant van de plaat wat beter dan de A-kant, en is Astronomy toch een hoogtepunt. Goeie muziek, maar niets echt wereldschokkends.
Wie herinnert er zich nu niet die grappige en sarcastische hit single The Future's So Bright I Gotta Wear Shades? Dat nummer van het koppel Pat MacDonald en Barbara K klinkt een beetje als een niemendalletje, maar tegelijkertijd is het een goede aanduiding van het geluid van deze plaat. De teksten zijn harder en donkerder dan de hilarische tekst van The Future's So Bright... suggereert, maar wat het geluid betreft, krijg je al een goed idee. Greetings from Timbuk 3 is een sober en spaarzaam geïnstrumenteerde plaat waarop mooie harmonieën, een beatbox en akoestische en elektrische gitaren de overhand hebben. De mooie melodieën en bedachtzame teksten houden deze folkmuziek (met een vleugje country) altijd interessant. Hoogtepunten zijn het erg bittere maar toch zoetklinkende Just Another Movie, Facts About Cats met al zijn metaforen, het rondbotsende Cheap Black and White, het erg sobere folknummer I Love You in the Strangest Way, en Life Is Hard dat bepaald een ontnuchtering is na The Future's So Bright I Gotta Wear Shades met een even sarcastische maar veel bitterder tekst en een donkerder geluid. Een stevig debuut.
3 Libras van A Perfect Circle, met Tool's Maynard James Keenan als zanger, was een nummer dat ik eind 2000 leerde kennen op een verzamelaar die een vriend voor me maakte. Tool's Sober stond ook op die verzamalaar, maar het was 3 Libras dat me volledig in zijn greep had. Het minste dat je kon zeggen, was dat ik geïntrigeerd was. En tot mijn grote verbazing vond ik Undertow en Aenima toen ik eens door de muziekcollectie van een andere vriend ging, en leende de CD's van hem. En het klikte met Aenima. Dus toen ik de CD's aan mijn vriend teruggaf, heb ik maar mijn eigen exemplaar van Aenima aangeschaft. En het is moeilijk om uit te leggen waarom ik zo van deze muziek hou, want ze is zo ingewikkeld, met zovele lagen en lagen, zowel instrumentaal als tekstueel. Ze is krachtig, donker, experimenteel, luid, ruw soms. Maar tegelijkertijd is het muziek die een positieve 'vibe' voor me heeft, ze is opwekkend, ze stimuleert me, maakt me wakker, doet me dansen, doet me huilen, herinnert me eraan dat ik *leef*. Tool slaagt er erg goed in zowel de liefhebbers als de haters op het verkeerde been te zetten met songtitels als Stinkfist of Hooker with a Penis, agressieve optredens en dikwijls ontwijkende interviews, maar onder dit alles, is hun boodschap er één van hoop en positiviteit, en een dringend verzoek aan de jonge kids om zichzelf te ontdekken, om *zelf* alles te ontdekken in plaats van anderen hen te laten vertellen wat alles betekent, en om de dingen des levens in vraag te stellen. Aenima is een nauwgezet afgewerkte CD zowel wat muziek als wat artwork betreft, en toont hoe deze groep aandacht besteed aan het kleinste detail. Stinkfist geeft onmiddellijk aan welke intensiteit Aenima heeft, wat een hechte unit deze groep is, en welke expertise ze hebben als muzikanten en songschrijvers. Het nummer is heftig en verkillend, maar tegelijkertijd warm en emotioneel. Eulogy begint erg zacht en verstild, maar wordt één van de meest intense nummers op de plaat. H daarentegen begint erg gloomy en zwaar, maar wordt zacht en intens, en gaat heen en weer tussen verschroeiende intensiteit en misleidende lichtheid. Useful Idiot is een erg kort tussenstukje en gaat meteen over in Forty Six & 2 met opnieuw briljant gitaarwerk en waanzinnig intense zang, één van de hoogtepunten op de plaat. Message to Harry Manback is een bizar mooi pianoliedje met een onbehaaglijk bericht op een antwoordapparaat. Hooker with a Penis is luid en fel en intens met een angstwekkende MJK, een nummer met een compleet andere boodschap dan de titel suggereert. Intermission met z'n circusmuziek klinkt verrassend tussen de kracht van Hooker with a Penis en de ingehouden intensiteit van Jimmy. Die Eier von Satan moet nogal beangstigend klinken voor iemand die geen Duits verstaat, maar eigenlijk is het gewoon een gescandeerd recept voor een taartje met nogal vreemde ingrediënten. Pushit is het meesterwerk van de plaat voor mij, een song die perfect opgebouwd is, met duizelingwekkend mooi gitaarwerk en zang. Kippenvel, altijd. Cesaro Summability is een ijzingwekkende kreet van een baby, die meteen overgaat in de opnieuw erg intense, bijna agressieve titeltrack met apocalyptische beeldspraak. (-) Ions klinkt als een erg angstwekkende onweersbui, ik kan dit niet spelen als de kinderen er zijn want het jaagt hen de stuipen op het lijf. Afsluiter Third Eye is zo goed dat je méér wil, hoewel deze CD bijna 78 minuten lang is. Het is een 13 minuten lang epos met another dead hero Billy Hicks, wervelend gitaarwerk, de hechte bas- en drumtandem, en MJK's stem die heen en weer gaat tussen zacht en melancholisch en tierend en razend.
Is Tool metal? Voor mij niet. Is Tool nu-metal? Voor mij niet. Is Tool prog-rock? Voor mij niet. Is Tool een religie? Voor mij niet. Tool is Tool, en betekent als dusdanig veel voor me.
Think for yourself, question authority. Jazeker, dat klinkt beter dan gewoon een simpele fuck authority. Hoe dan ook, deze staat eigenlijk nog op mijn lijstje. Toen Salival uitgebracht werd, had ik nog geen DVD-speler, en wilde ik de versie met de video niet kopen. Nu dat ik een DVD-speler heb, is het budget nogal krap en waren er wat andere dingen die ik eerst wilde kopen. Dus doe ik nog even verder met de MP3's, oei stoute meid. HET meesterwerk op Salival voor mij is de cover van Led Zeppelins No Quarter, een cover die even spookachtig, mysterieus en krachtig is als het origineel. Kippenvel all over. Deze cover deed me ook de Led Zeppelin-catalogus herontdekken, goeie zaak. Daarnaast biedt deze CD met live-materiaal en onuitgebracht studiomateriaal het erg vreemde en repetitieve L.A.M.C., met de stem van een geautomatiseerd antwoordapparaat over een erg industriële track, een verborgen track nogal bedrieglijk Maynard's Dick genoemd, die echter de meer poppy kant van Tool toont, en een alternatieve versie van Message to Harry Manback II met de stem van het antwoordapparaat meer prominent aanwezig en violen in plaats van piano. Van de live-tracks zijn Third Eye en Pushit zeker het meest indrukwekkend, het eerste met wervelende gitaren en losgeslagen drums en een heftige en impressionante Maynard James Keenan, het laatste vanuit een andere hoek en traag opbouwend naar een onontkoombare climax, een combinatie van hartverscheurende melancholie in de zang met verkillende gitaaruithalen. En ik denk dat het dat is wat ik zo apprecieer bij Tool : de combinatie van de felle muziek met de melancholie in de zang en teksten (zoals in het I miss you soooo much van Third Eye, dat er altijd in slaagt me te doen huiiveren of huilen). Part of Me is hecht en krachtig, Merkaba begint met een mooie gitaarlijn en combineert dan een krachtige riff met pijnlijke melancholie. You Lied van Justin Chancellors band Peach is een vreemde, trippy metal freak out.
Deze prachtig verpakte CD lijkt, ondanks de 5 jaar lange leemte tussen de twee CD's, de natuurlijke opvolger van Aenima te zijn, als je ze meteen na elkaar speelt, lijken ze in elkaar over te gaan. En net zoals met Aenima, duurt het een tijdje voor je Lateralus kan doorgronden, dit is niet bepaald easy-listening. En ik betwijfel of ik ooit alles op dit album zal begrijpen, daar de laatste paar tracks nog steeds niet tot me doorgedrongen zijn. Opener The Grudge is typisch (ack!) Tool, met die dreunende bas, felle gitaren en zang. Eon Blue Apocalypse is een dromerig en mysterieus tussenstukje dat meteen overgaat in The Patient, een nummer met een culminerend refrein en met een ietwat meer toegankelijke tekst met woordspelletjes met the patient en patience die me altijd opvallen. Mantra is nog zo'n tussenstukje, deze keer griezelig en beangstigend, gevolgd door de eerste single Schism, een nummer dat bij nogal wat mensen een snaar raakte met die krachtige baslijn en de I know the pieces fit tekst. En het was gewoon fantastisch om deze bijna 7 minuten lange plaat tijdens prime-time te horen draaien op de radio. Wat volgt is het hoogtepunt van Lateralus, het duo Parabol/Parabola, het eerste een trage en spookachtige mantra, subtiel en delicaat, het tweede een veel krachtiger herneming met verbluffend mooie harmonieën. Beide met ontroerend mooie tekst en zang. Ticks and Leeches is de zwaarste track op Lateralus, met een overweldigende kwaadheid. Lateralis is nog zo'n typische Tool track, gedreven door een energieke ritmesectie en met een krachtig refrein. Disposition markeert het begin van een verandering in geluid naar het einde toe van Lateralus, met spacy gitaren, bongo's en een zachte Maynard James Keenan. Het gaat bijna ongemerkt over in zijn tegenhanger Reflection, een nummer met meer body door de bas en de gitaren en meer uitgesproken zang, maar oosters klinkende instrumenten houden het zweverig. Triad combineert luide gitaren met etherische zang en is een ongrijpbaar stukje muziek, terwijl Faaip de Oiad een nummer als een schrikaanjagend klein monstertje is. Lateralus is een uitdaging om naar te luisteren, maar is het niet dat wat het allemaal nog meer de moeite waard maakt?
Een plaat die ik kocht nadat ik Music @ Work verkende en goedbevond, en omdat dat ene oude Hip nummer erop staat dat ik kende, Courage. En dat is meteen één van de hoogtepunten van de plaat, met mooie gitaren en zang. De donkere tekst (Courage, my word, it didn't come, it doesn't matter, courage, it couldn't come at a worse time) zetten de toon voor de rest van de plaat, met nummers over incest, verdwijnende hockeyspelers, lichamen in koffers van auto's, en onbeantwoorde liefde. At the Hundredth Meridian is waarschijnlijk het beste nummer op de plaat, een gedreven nummer met een fantastische gitaarriff en een intrigerende Gordon Downie. Titelpretendenten zijn Loaded in the Trunk of a Car, een meeslepend nummer met een akelige tekst, en Gordon Downie die op Billy Corgan-achtige wijze Let me out!! schreeuwt op het einde, Fifty Mission Cap, het nummer over de hiervoorvermelde verdwenen hockeyspeler, en het enige akoestische nummer op de plaat, Wheat Kings, opnieuw erg donker en erg intens. Interessant zijn ook Pigeon Camera, een ingehouden nummer met delicaat gitaarspel, de titeltrack Fully Completely met een intens refrein, het luide The Wherewithal, en de afsluiter Eldorado, opnieuw erg ingehouden en beheerst. Een donkere, intelligente, intense plaat.
Een live-opname van erg hoge kwaliteit. Het eerste dat me opvalt wanneer ik hiernaar luister, is hoe mooi de lead guitar klinkt in Fully Completely. In tegenstelling tot vele live-opnames, die vaak troebel klinken, is deze helder en duidelijk, geen van de instrumenten verdrinkt in de mix. En daarenboven is niet alleen de geluidskwaliteit uitstekend, ook het concert zelf is erg goed. Dynamisch, intens, luid en brutaal soms, maar nooit slordig of onoplettend. En zelfs zonder hem in actie bezig te zien, kan je vaststellen dat Gordon Downie een echt podiumbeest is. Hoogtepunten zijn New Orleans Is Sinking, Fully Completely en Last of the Unplucked Gems.
Hoewel dit me erg terugvoert naar mijn eigen persoonlijke 'dark ages', hou ik toch veel van deze plaat. Het begon allemaal met de video van die single My Music @ Work (hoewel ik zelden muziek beoordeel op hun video's), aanstekelijk maar nogal repetitief, boven het gemiddelde gebracht door de zang van Gordon Downie. Er staan een paar middelmatige nummers op deze plaat (Putting Down, the Completists, Train Overnight), maar ze worden gecompenseerd door een aantal waanzinnig goede nummers. Eén daarvan is Tiger the Lion dat opmerkelijk balanceert op de grens van uitmuntendheid en irritatie, maar voor mij wordt het gered door de brandende intensiteit, de intelligente teskt, en een paar mooie effecten in gitaren en zang. Het wordt meteen gevolgd door nog een hoogtepunt, Lake Fever, mooi ingehouden in het begin maar traagjes voorziend in lagen drums, pianootjes en achtergrondkoortjes. Nog een mooie is Stay met veel melancholie zowel in de muziek als in de zang. Downies stem voegt opnieuw iets speciaals toe aan de zware rocker The Bastard, en geeft het een onverwachte tristesse, waaraan de gitaren soms nog een extra toets melancholie toevoegen. Freak Turbulence is nogal rechttoe-rechtaan, maar toch interessant. Sharks straalt voor mij een ongemakkelijke triestheid uit, en tegelijkerheid een triest makende schoonheid, en hetzelfde geldt voor Toronto #4, één van de absolute hoogtepunten op deze plaat. Het wordt meteen gevolgd door een nummer met dezelfde kwaliteitten als Tiger the Lion, één van die nummers balancerend op het randje van uitmuntendheid en irritatie, Wild Mountain Honey. Het gitaarwerk is verbazingwekkend mooi, maar hier neigt de zang van Gordon Downie soms naar het irritante. Maar de schoonheid van de gitaren domineert, en dit is nog maar eens een brandend intens nummers. Meer ingehouden schoonheid in het ontroerende nummer The Bear, met een bittere tekst over ongelukkige liefde (it was all over for you and what's-his-name), een nummer dat me tot op het bot verkilt. De plaat wordt afgesloten met het ontroerende As I Wind Down the Pines, het enige akoestische nummer hier, en volkomen en pure schoonheid. Vergelijkingen met R.E.M. en vooral U2 dringen zich op, maar The Tragically Hip heeft duidelijk een eigen identiteit en geluid.
Voor een redelijke prijs gevonden in een tweedehandswinkel in Londen, en na veel goeds gehoord te hebben over Travis en vooral deze plaat, besloten het eens uit te proberen. Maar ondanks het feit dat dit echt wel mijn ding zou moeten zijn, perfecte pop with met zelfs een paar echo's van mijn dierbare Neil Finn, klikt het niet, en heb ik nauwelijks naar deze plaat geluisterd. Ze hebben een paar leuke nummers, zoals Turn, Why Does It Always Rain on Me? en Driftwood, maar The Man Who gaat volledig aan me voorbij, brengt geen opwinding teweeg, houdt mijn aandacht niet vast. Te stil, geen magie, geen nummers die me in hun greep houden, in één woord: achtergrondmuziek.
Briljante debuutelpee die begint met het weelderige Red Pony, met een eenvoudig maar effectief vioolarrangement, open en heldere productie, en vage echo's van The Doors. Branded is gelijkaardig eenvoudig maar ietsje luider met brutale giaren, een energiek ritme en een chaotisch einde. My Baby Thinks She's a Train is even goed als de titel, met een mooi gitaarlijntje, fascinerend ritme, zang die afwisselend ingehouden, melancholisch en met volle overgave klinkt. My baby thinks she's a train/She don't know the difference between pleasure and pain. Het nummer eindigt met een mooie twang. Rosevel is folk/country met een vreemd begin en een abrupt einde, en opnieuw een mooie viool. De Dylan cover I Am a Lonesome Hobo leunt op rinkelende gitaren en een zwaar ritme. The Triffids hebben zich dit nummer succesvol toegeëigend, het past perfect in hun eigen catalogus. Een hoogtepunt, onmiddellijk gevolgd door nog eentje, genaamd Place in the Sun. Let's not talk about love/That is just something you feel/For a dog or a cat, een bittere tekst over ongelukkige liefde, vervreemding en isolatie, geïncorporeerd in een zonnig en blij liedje. Plaything is pure country, simpel en vertederend. Old Ghostrider is meer country, maar eigenwijzer en grappiger, met gitaren en drums die doen denken aan galopperende paarden, rondfluitende kogels, salloons en cowboys. Hanging Shed is veel donkerder maar toch melodieus. Hell of a Summer is nog een hoogtepunt, met rinkelende gitaren, droge drums, en een beeldende tekst over schroeiend hete Australische zomerdagen. Nothing Can Take Your Place is een vertederend nummer, met lijzige stem gezongen door Alsy MacDonald, en een mooi einde van een uitstekende plaat.
De schok van You Don't Miss Your Water (Till Your Well Runs Dry) weerhield me er niet van drie weken later deze mini-elpee te kopen. En het was pas nadat ik Raining Pleasure goed beluisterd had (nog een schok, gezien dit na de noise en country de folky kant van The Triffids toonde), dat ik pas echt helemaal viel voor The Triffids. Ik moet deze mini-elpee letterlijk honderden keren gedraaid hebben, er staan potloodnota's en Nederlandse vertalingen op het bijgaande inlegvel met teksten, en de plaat zelf kraakt verschrikkelijk. De plaat werd opgenomen tijdens de nachtelijke uren, omdat studiotijd dan goedkoper is. The Lighthouse Keepers worden bedankt in de hoesnota's, en ik herinner me een interview met hun zangeres waarin zij vertelde dat hun plaat Tales of the Unexpected ook 's nachts opgenomen werd, en dat het daarom was dat ze er zo slaperig op klonk. Jesus Calling is het meest folky nummer op de plaat, met geëxalteerde ironie en veel bijbelse beeldtaal in de tekst, een nummer dat me tegelijkertijd doet lachen en huilen. Embedded is een mooie song over liefde die onvermijdelijk misgaat. De interpretatie door The Triffids van de blues traditional St James Infirmary is spookachtig, kippenvelverwekkend, sober en open met piano, resonerende drums en een spaghetti-western harmonica. Everybody Has to Eat leunt op een bitter-grappige, erg beeldende tekst, en wordt gevolgd door het evenzeer beeldende Ballad of Jack Frost, een kort en krachtig nummer met mooie violen, dat wegwalst in de nacht. Property Is Condemned is het donkerste nummer op de plaat, waarin de spanning traag opgebouwd wordt met een orgel, blaffende honden, een snerpende gitaar, donderende drums, en zang en tekst die traag opbouwen naar een bittere climax. Het laatste nummer is de titeltrack Raining Pleasure met een jonge en onschuldige Jill Birt op zang, alleen ondersteund door een akoestische gitaar, een bas, een vioolarrangement en bellen. Het nummer roept beelden op van weidse en verdorde landschappen, isolatie en verlangen.
Mijn eerste kennismaking met de Australische groep The Triffids was het nummer Field of Glass, dat ik voor het eerst hoorde op de Nederlandse radio VPRO, en ik vond deze EP tijdens een vakantie in Engeland. De muziek is donker, luid, intens, met bittere teksten, wervelende gitaren, een mooi orgeltje, overtuigde en soms losgeslagen zang. De drie nummers werden (hoofdzakelijk) live opgenomen voor een BBC radio 1 John Peel Session, en klinken erg hecht met een brandende intensiteit (de foto op de hoes lijkt erg toepasselijk). Titeltrack Field of Glass is een 9 minuten lang epos met ritmewisselingen, de typische combinatie van spookachtig orgel, wervelende gitaren, en afwisselend ingehouden en bijna hysterische zang. Zowel Bright Lights Big City als Monkey on My Back zijn onstuimige tracks met ongemakkelijke en donkere teksten. Voor mij was deze EP het begin van nog een obsessie met nog een Australische groep.
6 weken nadat ik Field of Glass kocht, vond ik deze maxi-single bij Music Man. En goede hemel, een schok dat dit was. Na de donkere en luide nummers op Field of Glass, schrok ik wel om hier country-muziek te horen, compleet met pedal steel. Het duurde een tijdje vooraleer ik eraan gewend was, maar uiteindelijk lukte het (maar niet voor ik de mini-elpee Raining Pleasure kocht). 'Evil' Graham Lee kwam op dit moment bij de groep, en hij is degene die de muziek van steel-gitaren voorziet op de William Bell cover en het B-kantje Convent Walls, een vrolijker nummer (tenminste in de tekst) met mooi achtergrondkoortje. Beautiful Waste is een track uit 1983, met mooie cello, altviool en trompet, en een melancholische David McComb. Op deze maxi-single staat ook een instrumentale versie van You Don't Miss Your Water.
Uiteindelijk zou ik alle tracks van deze verzamelaar op de originele platen hebben, maar toen ik dit kocht, was ik er erg tevreden mee, omdat ik nog nooit mooie nummers als Hell of a Summer of My Baby Thinks She's a Train gehoord had. Love in Bright Landscapes is een goed beginpunt als je The Triffids wilt leren kennen, of als je enkel het latere en iets beter bekende werk kent, en je wilt ontdekken wat ze in hun vroege jaren uitspookten.
Maxi-single van dat pijnlijk mooie Wide Open Road, met 3 bonustracks: een live-versie van Time of Weakness, een sober en repetitief nummer, Dear Miss Lonely Hearts, een nummer dat de draad lijkt op te nemen van de vroege dagen van The Triffids (het Treeless Plain tijdperk), en hetzelfde geldt voor Native Bride. Beide tracks zijn opgewekt, met Rob McComb op viool. Op de hoes worden geen data vermeld, maar ik heb het gevoel dat deze nummers toch van vroeger dateren.
Deze plaat roept niet alleen beelden op van een verschroeide en droge Australische outback gegeseld door een ongenadige zon, voor mij roept ze ook beelden op van namiddagen in een donkere en koele kamer, afgesloten van de zon tijdens die hete dagen nadat ik afstudeerde van de middelbare school. Ik kocht deze samen met Seance van The Church als beloning voor mijn goede punten. Marc Mijlemans schreef voor Humo dat deze plaat de kracht had levens te veranderen, en ze had zeker een groot effect op het mijne. David McComb schrijft en zingt met passie, verdriet, kwaadheid, gelatenheid, woede over alles wat misloopt in de wereld, en vooral dan in relaties met vrouwen. De openers The Seabirds en Estuary Bed zijn als tweeling-songs, verbonden door het water. In The Seabirds laat een vrouw haar man zitten, hij gaat naar het strand en roept naar de vogels Take me now, I'm not longer afraid to die. Nog meer dan The Seabirds, is Estuary Bed een country-nummer, mooie melancholische countrymuziek met steel-gitaren. Chickenkiller is luider en rockt meer, nog zo'n nummer over een man die in de steek gelaten wordt door zijn vrouw, alle controle verliest en begint te schieten naar de vogels. In Tarrilup Bridge worden de rollen omgekeerd, Jill Birt zingt een bitter lied over hoe I packed my bag/Left a note on the fridge/And I drove off the end of the Tarrilup Bridge. Lonely Stretch geeft beangstigende beelden over hoe je met je wagen verloren kan rijden in een verlaten woestijn, en hoe je verloren kan geraken in de woestijn der liefde. Wide Open Road, die mooie single, leidt ons eens te meer naar een weidse, open, verlaten, hopeloze woestijn, waar liefde verloren is en geen hoop overblijft. Een traag, gekweld, magnifiek nummer. De atmosfeer is koortsachtig in Life of Crime, een slepend nummer over verboden en heimelijke liefde. De atmosfeer wordt een beetje verlicht met Personal Things, waarin McComb het dichtst bij een gewoon popnummer komt. Maar het is enkel muzikaal gezien dat de sfeer een beetje aangenamer wordt, de tekst is bitter en triest als altijd. Some secrets of love you take to your bed and there's some that you take to your grave. Well I took mine to a new address, where I took my rest, at the end of the day. Het pièce de résistance op deze plaat is Stolen Property, een nummer dat me doet denken aan Field of Glass, hoewel het veel verfijnder klinkt. Het is vooral vergelijkbaar qua intensiteit en opbouw, maar het is trager, meer ingehouden, en de tekst is veel weemoediger. Het album wordt afgesloten door nog een nummer gezongen door Jill Birt, Tender Is the Night (The Long Fidelity), en het lijkt gepast uitgewuifd te worden door haar stille en zachte stem, zodat we kunnen gaan in vrede. Deze plaat is een klassieker die in de collectie van iedere muziekliefhebber behoort.
Muziek gereduceerd tot de essentie. In the Pines werd opgenomen on an eight track tape machine in a shearing shed 600kms south-east of Perth, Western Australia, April 14-18 1986. Het lijkt een beetje vrolijker dan gewoonlijk op de Triffids-platen, hoewel opener Suntrapper een donkere tekst heeft met verwijzingen naar oudere Triffids songs. In the Pines is de oude traditional die later veel airplay kreeg in de versie van Nirvana (onder de titel Where Did You Sleep Last Night), een sobere versie met een mandoline en steel-gitaar. Kathy Knows drijft op een vuile gitaar, een gedreven ritme-track en spookachtige achtergrondvocalen. 25 to 5 is een erg kort, akoestisch, melodieus nummer, gevolgd door één van de meest ontroerende nummers voor mij op de plaat, Do You Want Me Near You?. Een heerlijke gitaar- en orgelintro, een zacht ritme, Alsy MacDonalds lijzige en vertererende stem die een openhartige tekst zingt, een erg mooi achtergrondkoortje, en last but not least een perfect opgebouwde gitaarsolo. Dit herinnert me een beetje aan David Loverings La La Love You voor the Pixies, het is even ontroerend. Kant 1 sluit met een cover van Bill Andersons klassieker Once a Day door 'Evil' Graham Lee en zijn 'Evil Choir' (de Hatter en Wills families), een ouderwets feestlied. Opener van kant 2 Just Might Fade Away klinkt spookachtig en open, Better Off This Way is heerlijk melodieus met ongewone percussie (een bezem op een waterreservoir), en eindigt met een fantastische country twang. Only One Life is elementair en akoestisch en voorbij voor je het weet, gevolgd door het gedreven en lichtelijk kwade Keep Your Eyes on the Hole. Vervolgens twee referentiepunten: One Soul Less on Your Fiery List verschijnt ook als Hometown Farewell Kiss op het volgende album Calenture, dus kunnen we de lo-fi en orchestrale versies vergelijken. Ik weet nog steeds niet welke versie ik prefereer. Born Sandy Devotional (Edit) is de titeltrack van het vorige album, die eigenlijk niet op die plaat stond. Het heeft de melodie van een andere Triffids song die ik nu even niet kan vinden (en dat zal me dwarszitten tot ik het gevonden heb). Love and Affection klinkt hol, eindigt abrupt en doet dus ook het album abrupt eindigen. En ik kan er niet aan weerstaan hier de liner notes te citeren, met een typisch brutaal Triffids commentaar: To all the SCUMBAGS and the SUPERDAGS - you know who you are and your days are numbered.
Voor een fijne prijs gevonden in Bilbo, en kon er niet aan weerstaan omdat ik niets van het vroege Triffids-materiaal op CD had. Daarenboven staan op deze CD nog 3 extra tracks die niet op de vinyl-versie staan, dus is deze verzamelaar nog meer zijn geld waard. Love in Bright Landscapes is een goed beginpunt als je The Triffids wilt leren kennen, of als je enkel het latere en iets beter bekende werk kent, en je wilt ontdekken wat ze in hun vroege jaren uitspookten.
Drie tracks opgenomen voor de John Peel Show op BBC Radio One op 5 mei 1985 in een Special metallic Finish Limited Edition Sleeve. Alle drie de tracks zijn afkomstig van Born Sandy Devotional, en worden gespeeld met de volledige groep, met een speciale vermelding voor Graham Lee (de 'Evil' werd weggelaten) op steel-gitaar en een klein achtergrondkoortje. De songs klinken enthoesiast, overtuigd en energiek, met een David McComb in grote vorm. Life of Crime is even slepend als op de plaat, Chicken Killer klinkt ietsje rechtlijniger en eenvoudiger. Lonely Stretch wordt perfect opgebouwd met veel spanning, een heerlijk orgeltje, een ongelooflijke ritmesectie en een David McComb die zichzelf volledig geeft.
De eerste CD die ik ooit kocht. Calenture (Tropische koorts of delirium waaraan zeelieden na lange periodes weg van het land lijden , waarbij ze zich inbeelden dat de zeeën groene velden zijn en erin willen springen) is het eerste Triffids album bij een grote platenmaatschappij (Island), de eerste plaat die echt orkestraal en weids en weelderig klinkt, geproduceerd door Gil Norton (die ook met Echo and the Bunnymen, the Pixies, Throwing Muses... werkte). Calenture is wellicht het meesterwerk van the Triffids, waarop David McCombs wanhopige teksten ingebed worden in luisterrijke en weidse muziekstukken. De plaat opent met één van de sterkste tracks, Bury Me Deep in Love, een orkestraal liefdeslied dat bedrieglijk romantisch klinkt, met veel bijbelse beeldtaal en een ijskoude ondertoon. Meer koude die gepaard gaat met waanzin in Kelly's Blues, troosteloosheid en hopeloosheid ten top, een bloedstollend nummer. Het wordt gevolgd door de lieflijke gitaarintro van A Trick of the Light, dat het themanummer lijkt te zijn van Calenture met de hersenschim van liefde. Maar deze keer wordt de verkillende tekst gemaskeerd door een onschuldig klinkend liedje. Hometown Farewell Kiss is de orkestrale en uitgewerkte versie van het geraamte One Soul Less on Your Fiery List op In the Pines. Beide versies zijn even effectief. Unmade Love is nog zo'n verkillende song met dreunende drums en een gitaar die door merg en been snijdt. Op het eerste gezicht een vrij eenvoudig nummer, maar als je aandachtiger luistert, blijkt het vol mooie details te zitten. Open for You is een typisch Jill Birt nummer, zacht en teder, maar verrassend genoeg neemt David McComb de lead vocal voor zijn rekening, terwijl Birt de backing vocals doet. Holy Water klinkt energiek en blij, met enkel een speldeprikje kommer en kwel. Blinder by the Hour is een ontroerend liefdeslied dat ver weg blijft van sentimentaliteit, majestueus en magnifiek en prachig. Vagabond Holes anderzijds is kwaad en wanhopig, met een koortsachtige gitaar, droge drums, een potige baslijn en een emotionele, bittere en intense McComb. De tekst wordt nog betekenisvoller in het licht van de dood van McComb in 1999. Wat volgt is het grappigste nummer van de plaat, Jerdacuttup Man, over een man die een dutje van 10 minuten wilde doen en tienduizend jaar later wakker wordt onder glas in het British Museum. De tekst is bitter-grappig, een andere kijk op het alomtegenwoordige thema van mislukking in leven en liefde. De titeltrack Calenture is een korte instrumentale track, gevolgd door één van de mooiste songs op het album, Save What You Can met z'n ontroerende piano-intro, een mooie ballad met een hemels viool- en piano-arrangement. Ik zal hier maar de woorden herhalen die ik bij Born Sandy Devotional schreef: deze plaat is een klassieker die in de collectie van iedere muziekliefhebber behoort.
De laatste studio-CD van the Triffids, en jammer genoeg niet hun beste. Maar één ding is zeker: de goeie nummers compenseren de mindere. The Black Swan (naar een kort verhaal door Thomas Mann) werd geproduceerd door Stephen Street (bekend van the Smiths, Blur...), en klinkt minder majestueus en meer 'to the point' (is compact een beter woord?) dan Calenture. De plaat begint met Too Hot to Move, Too Hot to Think, een nummer dat beelden oproept van leegheid, verveling en passiviteit, veroorzaakt door een suf makende hitte. Het gaat perfect over in American Sailors, een erg kort en expressief nummer. Daarna komt Falling Over You, waarin the Triffids experimenteren met rap à la LL Cool J in I Need Love. Sommigen vinden dit experiment niet geslaagd, ik vind het fantastisch. Het heeft een vreemde melancholie, en het refrein is gewoon prachtig. Het wordt gevolgd door nog een hoogtepunt, één van de beter bekende nummers van de plaat, Goodbye Little Boy, een wrang popliedje gezongen door Jill Birt met haar onschuldige stemmetje. Deze rij goede nummers wordt onderbroken door Bottle of Love, een nummer dat nogal grappig, maar ook niet bepaald memorabel is. The Spinning Top Song is nog een experiment, met een heavy beat, verpletterende gitaren, veel synthesizers, een uitzinnig refrein en een McComb die de woorden uitspuwt. Sommigen haten het, ik hou ervan. Butterflies Into Worms is een jazzy nummer met een heerlijke dubbele bas, maar net als in de volgende nummers, ben ik niet zo gek van de Spaanse stempel met Rita Menendez op backing vocals. The Clown Prince heeft een circussfeertje met de vreemde achtergrondgeluiden, ritme en accordeon, maar opnieuw hou ik niet van de inbreng van Rita Menendez. Good Fortune Rose is een nummer geschreven en uitgevoerd door Jill Birt, ontroerend als altijd. Nog een hoogtepunt. New Years Greetings is een song in de traditie van Save What You Can op Calenture, en beweegt me altijd tot tranen. Het heeft een adembenemende melodie, een goed geschreven en ontroerende tekst, en zit vol met prachtige kleine details die mijn hart bijna doen stilstaan. Een klassieker. One Mechanic Town rockt (en rollt) meer, maar slaagt er niet in me te imponeren na de pure schoonheid van New Year's Greetings. Black-Eyed Susan belandt ook in de categorie 'te licht bevonden', maar met de afsluiter Fairytale Love gaat het niveau weer omhoog, hoewel het nummer soms op het sentimentele af is. De goede nummers wegen op tegen de minder goede op The Black Swan, maar het album heeft zeker niet de constante kwaliteit van Calenture of Born Sandy Devotional.
Eén van de laatste vinylplaten die ik kocht toen ik al een CD-speler had, en derhalve heb ik er nauwelijks naar geluisterd. Maar daar is ongetwijfeld nog een reden voor: ik was niet zo onder de indruk van deze live-opname. Het klinkt zo ongelooflijk anders dan de live-optredens die ik gezien had, en ik voelde (en voel) er niets voor. Een goed voorbeeld is Lonely Stetch dat volledig de opgebouwde spanning van de studio-versie mist, of zelfs die van de live-versie in de John Peel BBC studios. Er zijn desalniettemin wat hoogtepunten, zoals Jill Birts Raining Pleasure, een erg elementair Sure the Girl I Love (een obscure cover), Wide Open Road tot op zekere hoogte (het is gewoon erg moeilijk die song om zeep te helpen), de Dylan-cover Billy, en de Neville Brothers cover (en live-kraker) How Could I Help But Love You. Het is opvallend dat deze hoogtepunten allemaal nummers zijn die niet overspoeld worden door een teveel aan instrumenten.
Smakelijke Hollandse droge koekjes. Eén op één miljoen / Betaalde liefde zijn twee platen die op vinyl verschenen, en samen op CD werden gezet. Melodische punk, potige powerpop, met hier en daar wat toevoegingen om het geheel van de broodnodige diversiteit te voorzien. Want als er een minpunt is aan dit album, dan is het dat het te gelijkvormig klinkt. Dat kan ook veroorzaakt zijn door twee albums samen te brengen (hoewel dat goed is voor de beurs van de fans), de sterkte van de Tröckener Kecks ligt wellicht in een kort plaatje met een tiental gebalde nummers. Hoe charmant Rick de Leeuws slordige zangstijl ook mag klinken, na een tijdje wordt het wat saai of zelfs irritant. Hoedanook staan er genoeg goede of zelfs uitmuntende nummers op deze CD. Mijn favoriet is Nu of nooit, een stevig duet met Fréderique Spigt met een heerlijk refrein. Achter glas is nog een hoogtepunt, een traag en griezelig nummer over een hoertje dat omkomt in een brand en na haar dood aan haar laatste klant verschijnt. Naar de top is een nummer met tekstuele dubbele bodems over voetbal, met een gastoptreden van de beruchte Belgische voetbalcommentator Rik De Saedeleer. De nummers die zorgen voor die broodnodige variëteit zijn Vannacht, nog een traag voortkruipend nummer met mooie gitaren, Tango aan de zee met een gitaar die rond het nummer danst, Mijn laatste beer met een trieste atmosfeer, het hartverscheurende Kom terug Rosa en vooral Go to the Mosk met Hans Dulfer op saxofoon.
Een plaat waarmee het niet klikt. Ik kan me niet herinneren waarom ik ze kocht, wat ik me wel herinner is dat ik er niet vaak naar geluisterd heb omdat ik er niet van hield. Nu heb ik er opnieuw naar geluisterd, terwijl ik het aquarium schoonmaakte, en ik kan er nog steeds niets mee. Dit is naar het schijnt het meest toegankelijke, het 'gemakkelijkste' Tuxedomoon album, maar ik begrijp het gewoon niet. Het klinkt me te afstandelijk, en ik hou niet van de stemmen. Misschien ben ik er te dom voor.
Terug naar homepage; Terug naar algemene muziekpagina; Ga naar S; Ga naar U