Zoals beloofd is het op zondag verhaaltjes-dag. Jij geeft mij 3 woorden of foto’s, ik geef je een verhaaltje terug. Fictie, non-fictie, magisch-realistisch, nihilistisch, defaitistisch, escapistisch, pointillistisch, stilistisch, helemaal niet statistiekistisch want daar ben ik niet goed in, leutig, uit de lucht gegrepen, geknipt voor jou en mij… zoveel mogelijkheden als er sterren in de Melkweg zijn.
Vandaag de 3 woorden die ik kreeg van Goofball: kleuter, poes en tuinkabouter.
(Goofball is mama van jonge kinderen, en de woorden leenden zich er perfect toe, dus ik schreef een voorleesverhaaltje. Ik ben geen specialist en ik steek er manifest te weinig tijd in, dus schitterend is het niet. Vaak heb ik bij deze verhaaltjes het gevoel dat het een aanzet is tot meer en beter)
Bas en het geheim van de tuinkabouter
Er was eens een lieve kleuter, een grappig mannetje met korte beentjes en een wilde krullenbol. Hij heette Bas.
Bas had een poes, die heette Poezewoes. Poezewoes was een beetje bang van Bas, want Bas was een wildebras. Hij trok aan de staart van Poezewoes. Dat mocht niet van de mama van Bas, maar Bas kon het soms niet laten. Of hij aaide Poezewoes tegen haar haren in. Dat mocht ook niet van mama. Maar Bas en Poezewoes konden ook heerlijk samen in de zetel liggen. Als Bas het een beetje koud had, was Poezewoes lekker warm. En ze snorde zo grappig.
Bas en Poezewoes gingen graag samen op avontuur in de tuin. Bloemetjes kijken – plukken mag niet van mama, hoor! Samen rollen door het gras. Samen dollen in het gras. Soms werd Bas een beetje te wild met Poezewoes, dan kreeg hij een klauw tegen zijn wang, en liep Poezewoes blazend en met haar staart in de lucht weg. Bas liep huilend naar mama, die hem troostte, een kusje gaf op de krab in zijn wang, en nog eens vertelde dat hij niet te wild mocht worden met Poezewoes. Want Poezewoezen, die hebben dat niet graag, en dan gaan ze krabben en blazen.
Helemaal achteraan in de tuin durfde Bas niet goed te komen. Er stonden bomen, het was er een beetje donker. Als Bas héél veel moed had, en Poezewoes dicht bij hem bleef , liep hij al eens héél voorzichtig naar de appelboom achteraan in de tuin. Onder die appelboom stond een tuinkabouter. De tuinkabouter heette Jacobus. Hij stond er al héél lang.
Jacobus de tuinkabouter had een geheim. Een geheim dat niemand kende. Behalve Bas. Want Bas was een slimme kleuter, en hij had het geheim gevonden.
Als je driemaal op de neus van Jacobus de tuinkabouter duwde, dan zong hij een liedje! Alleen Bas, het lieve slimme kleutertje met de krullenbol, had dit ooit gevonden.
Dus als Bas niet bang was, hij heel erg lief was voor Poezewoes zodat die bij hem bleef, liep hij naar de kabouter onder de appelboom, achteraan in de tuin. Hij duwde driemaal op de neus van Jacobus de tuinkabouter, en Jacobus zong voor Bas en Poezewoes zijn mooiste liedje.
Dat mooiste liedje was het liedje van Annie M.G. Schmidt, en dat gaat van: ik heb een tante en een oom, die wonen in een eikenboom, een eikenboom in Laren… ken je dat? Vraag maar eens aan je mama of papa om het te zingen voor jou!
(de foto bij dit blogbericht vond ik op flickr, en is van de hand van Jana93)
oooh leuk, die vertel ik eens aan mijn kleuters.
fijn 🙂