231. Wat weiger je te begrijpen?
Dat mensen zo dom, zo oerdom kunnen zijn.
232. Welke anekdote over jezelf hoor je nog vaak?
Ik kan op niks komen. We zijn zo niet de anekdotische familie.
233. Welke dag in je leven zou je willen overdoen?
Geen. Ik leef niet zo in het verleden.
234. Heb je liever meer tijd of meer geld?
Moeilijke. Meer geld zou wel fijn zijn. Meer tijd ook. Maar misschien moeten we gewoon content zijn met wat we hebben.
235. Zou je willen weten wat de toekomst je brengt?
Nee, echt niet.
236. Kan je goed je grenzen aangeven?
Beter en beter.
Iets gerelateerd, niet echt grenzen aangeven maar eerder grenzen kennen (en dat is ook al veel!): ik kan op tijd stoppen met eten. Ik eet niet meer door tot ik achteraf moet zeggen: ik heb teveel gegeten. Ik stop vóór dat punt. De juiste hoeveelheden klaarmaken is nog altijd een werkpuntje.
Ik had dat trouwens al veel langer met alcohol drinken: ik heb 2 keer zoveel gedronken dat ik achteraf ziek was. Ik vond dat zo ellendig, zat en daarna ziek zijn, dat ik daarna nooit meer over dat kantelpunt gegaan ben waar het van aangenaam tipsy naar dronken gaat. Ik ken de grens perfect. Het is ook al lang geen issue meer, sedert we gestopt zijn met roken, drink ik nauwelijks nog alcohol. Een glaasje bubbels op een feestje, heel af en toe eens een glas wijn, en daar blijft het bij.
237. Ben je ooit in een gevaarlijke situatie terecht gekomen?
Neen. Soms wel eens extreem spannende situaties (de laatste jaren houdt dat vaak de combinatie van een mobilhome en smalle wegen op een berg in), maar gevaarlijk? Niet dat ik me nu kan herinneren.
238. Heb je een tic?
Neen, ik denk het niet.
239. Is geluk een doel of een momentopname?
Ik denk dat voor de mens geluk een doel is, en dat we daarbij de momentopnamen vergeten. We leven in de toekomst, terwijl we beter zouden leven in het nu. Geluk is eerder een momentopname, denk ik, maar dat hebben we niet door.
240. Met wie wil je je laatste minuten doorbrengen?
Met Meneertje Mertens. Degenen van mijn kinderen die het aankunnen daar ook bij te zijn, mogen erbij zijn. Degenen die denken het niet aan te kunnen, hoeven niet te komen. Ik denk dat het vooral over de achterblijvers gaat op zo’n moment, en dat ieder moet doen waar hij zich goed bij voelt.
Lieke startte het, ik vond het bij NerdyGeekyFanboy, vele bloggers begonnen ermee, Sara doet het ondertussen ook, en ik nu ook. Elke dinsdag 10 vraagjes beantwoorden. Vast rubriekje.
…mag ik even specifiek reageren op 231?
dom zijn… is niet iets waar iemand wat aan kan doen hè… dat is een intelligentieniveau…. iq-peil dus …. misschien zou je het laatste woordje ‘zijn’ beter kunnen veranderen in ‘doen’
240 vind ik prachtig beantwoord!
Jij mag dat.
In grote lijnen geef ik je gelijk. Ik zeg ook niet tegen mijn kinderen dat ze vervelend zijn, maar dat ze vervelend doen. En ik heb ze altijd met veel overtuiging geleerd dat je zegt “ik vind spruitjes niet lekker” in plaats van “spruitjes zijn niet lekker”. Eens dus over je opmerking ivm. doen zijn en doen.
Ik ging nogal kort door de bocht, maar mezelf kennende vermoed ik dat er in die periode ophef was over iets, en dat ik bepaalde mensen dom vond zijn. En ik blijf bij mijn initiële gedachte dat sommige mensen dom zijn: racisten, fascisten, onverdraagzamen, haatzaaiers… die vind ik gewoon dom zijn. En dat blijft zo, gelijk hoe. Voor de rest kunnen mensen vooral dom doen ja.
Dankjewel voor 240 🙂