Deze week ging ik naar mijn huisarts om mijn ziekenverlof te bespreken. In de groepspraktijk waar ik al heel lang ga (25 jaar ondertussen, oink).
Soms denk ik dat mijn lijf al maanden seinen uitstuurde dat er iets fout was, en dat ik daar onbewust op reageerde. Zoals mijn terugkeer naar mijn vaste huisarts. De laatste jaren wisselde ik binnen de groepspraktijk nogal van arts naargelang het me uitkwam of naargelang wie vrije raadpleging deed op het moment dat ik langsging. In september ging ik bewust terug naar de huisarts bij wie ik startte, en die ik eigenlijk nog steeds als mijn vaste huisarts beschouw. Die ook mijn kinderen behandelde van toen ze baby waren. Nu ben ik blij dat ik dat gedaan heb, ik ben blij dat ik kan terugvallen op iemand die ik al zo lang ken en waar ik een erg goede relatie mee heb. Want ik voel me niet alleen goed omringd door familie en vrienden, maar ook op het vlak van artsen voel ik me goed.
We hebben afgesproken dat ik om te beginnen nog een maand thuis blijf. En ik ben daar blij mee, want ik voel me absoluut niet toe aan werken.
Na het einde van de onderzoeksronde en de start van de behandeling met de hormoonpillen, kreeg ik regelmatig de vraag: “je gaat nu in januari wel weer werken zeker?”, een vraag die me toch wel van mijn stuk bracht. Neen, ik zag dat niet zitten. Er zijn zeker allerlei voordelen te bedenken aan gaan werken: niet hele dagen thuis zitten, je gedachten verzetten, sociaal contact, enzovoort. En ik voelde me altijd wat schuldig, ik had altijd het gevoel dat ik me moest verantwoorden dat ik nog niet wil gaan werken. Maar het is toch niet omdat ik nu in behandeling ben, omdat ik er niet ziek uitzie, omdat ik dagelijks mijn pilletje richting beterschap neem, dat er niets meer aan de hand is? Dat we het maar onder de mat gaan schuiven en doen alsof er niets aan de hand is? Hoe ik dat gevoel moest uitleggen, ik wist het niet echt goed.
Maar na het gesprek met mijn huisarts kan ik het veel beter onder woorden brengen. Er zijn zoveel factoren. En de belangrijkste factor die ik niet in woorden gegoten kreeg, is deze: het vreet energie. Hiermee omgaan zuigt de energie weg uit mijn lijf. Ja, ik heb courage om dingen te doen. Omdat nietsdoen erg moeilijk is voor mij. Ik kan dat niet. Dus ja, ik ben altijd aan het haken, breien of zelfs naaien. Alhoewel mijn machines 2 weken stof hebben staan vergaren. Deze week heb ik me voorgenomen weer aan het naaien te gaan. Voor mezelf, en voor Lili. Maar omgaan met deze nieuwe situatie, met dit nieuwe leven, het vreet energie.
Iets doen voor mijn winkeltje? Ik mag er niet aan denken, ik zie het niet zitten, het lukt me gewoon niet. Wat spulletjes naaien, dat zou nog wel lukken, maar al de rest die erbij komt kijken? Geen energie voor. Laat staan gaan werken. Elke ochtend zorgen om op tijd paraat te staan, en dan nog in de toestand die vereist is voor mijn werk: klaar voor alles en iedereen, voor alle problemen, voor werk dat concentratie vergt. Neen, nog niet. Nu nog niet.
Ik heb het zelfs moeilijk met een deftig gesprek voeren. Met gedachten formuleren, met op woorden komen. Hier, al schrijvend, lukt dat goed. Hier kan ik nadenken over mijn woorden, ik kan pauzeren om te denken, ik kan wissen en opnieuw schrijven, herlezen en corrigeren. Tijdens een gewoon gesprek gaat dat allemaal niet, en soms heb ik het moeilijk met op woorden komen, sla ik woorden door elkaar. Wat me frustreert. Waarna ik me een oen voel. Onhandig ook. En lomp.
Maar het typeert wel. Ik denk dat ik het zelf nog altijd allemaal onderschat ook. Omdat ik zelf nog moeite heb met mijn hersenen te draperen rond het feit dat ik ziek ben. Dat ik kanker heb. Dat dat vreemde, griezelige woord “kanker” nu van toepassing is op mezelf. Dat het huist in mijn lijf. En dat ik daar nog lang mee ga moeten leven. Ik ben er pas aan begonnen, aan daarmee leren leven. Ik heb het moeilijk met gas terugnemen en een versnelling lager te gaan.
Er zijn zo van die dagen dat het compleet botst tussen mijn gebrek aan energie en mijn onrust. Dat ik dingen lees en denk “waar háált die daarvoor de energie?” en best wel jaloers ben. Of dat ik denk aan mensen die ik ken en wat ze doen en dan alleen maar kan denken: “ik zou het niet kunnen”. Maar tegelijk kan ik niet meer slapen om 3u, sta ik beneden nog voor 4u, sta ik mijn was op te plooien om half 6, kan ik geen kwartier naar Netflix kijken omdat er mieren in mijn gat zitten en ik er niet in slaag ter plekke te blijven. Om gek van te worden.
Dus vanaf nu ga ik stoppen met me excuseren. Neen, ik ga niet werken in januari, en dat is maar normaal. Ik heb kanker. Ik heb borstkanker en er zit een metastase in mijn ruggenwervel. Ik heb een plan in mijn hoofd voor hoe ik de dingen ga aanpakken de komende maanden, maar alles zal trager moeten. Het gaat niet eens over “reculer pour mieux sauter”. Het gaat over een evenwicht zoeken. Het gaat ook over rust zoeken, vooral in mijn hoofd.
Wat begrijp ik goed hoe je je voelt en wat je over die tegenstrijdige reacties zegt… Been there, done that, onder andere omstandigheden, maar toch zo herkenbaar. Op weg naar een nieuw innerlijk ankerpunt, en dat vraagt tijd en aandacht en rust, en zo is het. Je doet dat goed. Een dikke knufff van mij erbij.
Het is goed dat je dit onder woorden probeert te brengen. Ik denk dat we inderdaad vaak niet zien hoeveel energie het kost om de leuke en de noodzakelijke dingen te doen. We zien je hier op je best