We zijn weer vertrokken, het is de warmste week, Music for Life op Studio Brussel.
Wie me een beetje kent, weet dat ik me wentel in de sfeer van Music for Life. Ik vind het heerlijk, die warmte tijdens de donkerste dagen van het jaar, en ik nestel me met veel liefde voor de TV. (als je op de TV kijkt/luistert, heb je véél minder reclame). Ik neem er graag de bijwijlen slechte muziek bij (soms met wat gemompel), laat me ontroeren, soms door de onnozelste dingen.
Ik lees hier en daar de kritiek op de warmste week, liefst uit zeer politiek correcte linkse hoek (die hoek waarin ik mezelf ook wel graag situeer, voor alle duidelijkheid). De warmste week is klinisch, te proper, te netjes, te vacuüm. Onze jeugd zet zich een week in voor Belgische goede doelen en heeft daarmee haar hemel verdiend.
En ergens begrijp ik het wel. Het is een formule geworden. We geven en vullen in op onze belastingen en daarmee gedaan.
Maar langs de f*cking andere kant: néén! Toch niet! De jeugd zet zich verdorie meer dan een week in! Ze zetten zich maandenlang in. Er is zoveel jeugd die zich het jaar door inzet, maar daar kijken we graag over. Ik vind het cynisch. Ik vind het al te makkelijk om dit nu ook maar weg te zetten als commerce en te simpel. Ach kom.
En weet je, nu ik zelf ziek ben, nu ik zelf kanker heb, krijgt het opeens nog een andere dimensie. Krijg ik nog meer kiekenvel van al die mensen die halve marathons lopen, cake bakken, chocolaatjes verkopen, auto’s wassen, mensen laten kamperen in hun tuin, fietsen en wat er al niet meer is voor al die goede doelen, zoals Kom op tegen kanker.
Gun me mijn weekje plezier maar. Ik moet begot niet eens gaan werken dus ik kan van ’s morgens tot ’s avonds kijken. En dat ga ik ook doen. (behalve terwijl ik straks nog even langs ga op het werk en ik morgen in mijn ruggengraat ga laten koteren).