Vertel die ene anekdote uit je jeugd waar altijd zo hard om wordt gelachen met kerstmis (pagina 92, opdracht 3)
Er zijn zo van die opdrachten waar ik tegenop zie, omdat ik niet weet wat ik ermee moet aanvangen. Langs de andere kant zijn er opdrachten waar ik naar uitkijk. Omdat ik zoveel zin heb om eraan te beginnen, omdat er allerlei ideeën in mijn hoofd rondspoken. Deze opdracht is er eentje in de tweede categorie. Want ik kan weer eens heerlijk mijn goesting doen. Let’s go!
In mijn familie doen wij namelijk niet aan anekdotes. Uitentreuren diezelfde anekdote aanhoren over hoe ik godweetwat mispeuterde, het is er bij ons niet bij. Jaar na jaar dat de familie zit te lachen met dezelfde verhaaltjes terwijl de aanhang er maar wat verveeld bij hangt te hangen, nope.
Het is bij ons eerder het tegenovergestelde: we zijn hermetisch gesloten wat familieverhalen betreft. Oorlogsverhalen: geen sprake van, ook al staat de regio waar mijn grootouders woonden vol met bunkers, en moet daar toch wel één en ander gebeurd zijn. En mijn ma is oud genoeg om de oorlog als kind redelijk bewust meegemaakt te hebben.
Ik hoef niemand iets te verwijten want ik ben net hetzelfde. Verhalen over de “turbulente jaren 80”, je zal ze me ook niet bepaald horen vertellen. Over mijn vader praat ik maar heel zelden. Ik merk wel dat, met ouder worden, de verhalen van en over mijn grootouders belangrijker beginnen te worden, dus misschien komt het ooit nog wel eens. Dat ik wilde en spannende verhalen vertel van hoe het was begin jaren 80. Maar tegelijk: I doubt it.
Ik vertel ook weinig kinderverhalen, zo jaren 70 verhalen. Hoe ik vaak bij mijn grootouders ging. Daar graag in de lochtink speelde. Kokeneten speelde. Restaurantje speelde. Met de poppen waarvoor mijn zus kleertjes gemaakt had. Hoe ik bonnetjes uitknipte en spaarde. In de garage speelde. Hoe we rondreden met de minifiets van mijn grootmoeder. Over hoe mijn grootvader aan de overkant van de straat in zijn stoeltje zat te wachten op de speciale editie van het Volk over de koers. Over hoe we daar boodschappen deden in het dorp. De bakker, de slager, de spar. En de centra.
Ik kan geen anekdotes uit mijn jeugd vertellen, want ik herinner me er geen. Want ze worden ook niet verteld. Maar op zich vind ik dat geen gemis. Het is gewoon hoe we zijn.
Behalve misschien deze anekdote dan: naar het schijnt stond ik als peuter in mijn park te zingen van “Buffalo, Buffalo, AA Gent!”