Schrijf over die ene gebeurtenis die je leven voorgoed veranderde (pagina 63, opdracht 5)
Ik zat op een bankje in de zon, en mijn vriendin vroeg me: “hoe was je vakantie?”. “Mijn vader is overleden”, antwoordde ik. Zij wist niet wat ze daarop moest antwoorden, maar wist ik veel hoe ik het moest vertellen. Ik had het ook nog nooit meegemaakt. Je hebt maar één vader, en die kan maar één keer overlijden. Dus, wist ik veel.
Twee weken ervoor was hij overleden. Op zondag, tijdens Oosteeklo kermis. “Trek het je niet aan Anne”, zei mijn zus, “het was toch maar een ambetanterik”. Dat zette de toon een beetje. Wist ik veel dat ik verdriet had. Dat ik moest rouwen. Geen idee. Twee weken later terug naar school, tweede middelbaar. Enkel aan de vriendin vertelde ik het, en een paar meisjes die erbij kwamen zitten, hoorden ook een stukje van het verhaal.
Later in dat schooljaar overleed de mama van een meisje dat op internaat zat. Ze werd uit de klas geroepen, het werd in de klas meegedeeld. Er werd gevraagd lief tegen haar te zijn en haar te helpen. Ik keek en luisterde. En zweeg.
Achteraf, op het einde van het jaar, vroeg een studiemeesteres: “Ach meisje toch, waarom heb je niets gezegd?” Omdat ik niet wist hoe. Dat gaat toch niet, naar een studiemeesteres gaan en zeggen: “mijn vader is overleden”?
Het jaar erna, nieuwe school, nieuwe klas. Formulieren om in te vullen. Beroep moeder. Beroep vader. Wat moest ik daar nu weer invullen? Hij was toch dood? Ik spiekte bij het meisje met de lange haren en de hippiekleren dat naast mij zat. Haar moeder was overleden. In het vakje beroep moeder vulde ze in: overleden. Ah, zo moet dat. Deed ik dat ook maar. Maar ik vertelde niets.
Vele jaren later, in het hoger onderwijs, overliep de leerkracht Duits de namenlijst. “Ah, Oosterlinck? Familie van?” “Euh, ja?” “Ik was erbij toen je vader overleed. Hij was een vriend van mij. Ik heb nog geprobeerd zijn tong naar voor te halen, zodat hij niet zou stikken. Maar het was allemaal te laat. Niets kon nog helpen. Ik vond het vreselijk.” Ik vond het ook vreselijk, ja, zo voor een volle klas.
Een jaar later. Leerkracht psychologie. Ik weet niet meer waarover de les ging. “Zijn er onder jullie van wie een ouder overleden is? Steek eens je vinger op?” Yeah, I’ll be damned. En heel die klas nieuwsgierig zitten rondkijken. I’ll be damned.
Ik vertelde er niet over. Maar ik droeg het mee. Heel veel jaren. Ik wist niet hoe bepalend het was. Tot ik wat ouder werd. En ik begon te beseffen dat ik er jaren, jaren, heel veel jaren over gedaan had om het plotse overlijden van mijn vader te verwerken. Omdat ik er niet mee bezig was, omdat ik er niet mee bezig wilde zijn. Omdat het zo verwarrend was. Omdat het zo’n turbulente jaren waren. Omdat het in sommige opzichten een opluchting was, de oplossing van een probleem. Omdat ik zo’n cruciale leeftijd had (12, een paar maanden later werd ik 13).
Ik weet zelfs nu nog niet of dat alles ooit een plaatsje gevonden heeft. Ik draag het mee, samen met andere levensbepalende gebeurtenissen. Het heeft een grote invloed gehad op mijn karakter. Op de manier waarop ik omga met de dingen. Op de manier waarop ik omga met conflicten, ook.
Gelukkig kreeg ik er ook een stiefvader bij, die bij mij op een zeer hoog schavotje staat.
Wat waren er toch ook ploerten van leerkrachten. Nog steeds hoor, maar vroeger was het nog erger.
Heftig dat je jonge jaren, en vooral het leven van je ma, toch wel erg werd verzuurd door je vader. Natuurlijk wens je niemand dood, zeker je vader niet, zelfs al is hij heel lastig, maar soms kan de dood wel heel bevrijdend voelen. En dan voel je je als mens weer schuldig, omdat je je bevrijd voelt en dat daar iemand moest voor doodgaan en dat je dat natuurlijk niet wilde. Het is zeer menselijk, er is niets, maar dan ook niets om je schuldig over te voelen.
Nee, ik denk niet dat er iets was om me schuldig te voelen, maar je doet er heel lang over om te beseffen dat dat echt zo is. Dank voor je fijne reactie 🙂