Ik kom nog eens terug op mijn blogpost van een paar dagen geleden. Een paar zeer uiteenlopende kanttekeningen.
- Dat geaccidenteerde parcours van een carrière van me. Ik ben eigenlijk het prototype van die afhankelijke vrouw, dat wat niet mag, weetjewel. Deeltijds werken, zelfstandig, werkloos, deeltijds werken. Soms baart me dat zorgen, ja, zeker wat betreft mijn pensioen. Mijn ma zei het me ooit: “uw pensioen, dat lijkt nog veraf, en ge denkt dat ge nooit zo oud gaat worden, maar dat zal wél zo zijn hè”. En daar ga ik tot nader order van uit ook. Dus ja, ik werk deeltijds, mijn brutoloon is niet zeer hoog (mijn netto ook niet, trouwens). Ik troost me dat ik flink bezig ben de 4 pijlers van het pensioen aan te spekken: mijn loon, groepsverzekering, pensioensparen, en een huis dat tegen ons 60e zal afbetaald zijn. Ik hoop dat dat wat opweegt tegen het deeltijdse werken.
- Het was bij mij ook wel zo, dat ik een scheiding nauwelijks aandurfde omdat ik financieel in slechte papieren zat. En omdat ik wist dat het grootste aandeel in de zorg voor de kinderen bij mij terecht zou komen. Ik heb er lang over gepiekerd, heel lang. Tot ik mezelf tot de rekensom gekregen had dat ik het een maand of 9 à 10 kon uithouden met mijn spaarcenten. Dan moest ik werk gevonden hebben. Uiteindelijk bleek dat ik nog van werkloosheidsuitkering kon genieten: je mocht tot 9 jaar zelfstandig geweest zijn, en ik zat aan 8,5 jaar. Oef, een zeer grote oef.
- Werken waar je woont is een troef. Ik kus mijn beide handjes dat ik op 5 minuten fietsen van mijn werk woon. Maar het kan niet altijd. De wederhelft werkt in Brussel, en is niet erg geneigd dichter bij huis werk te zoeken. Hij kon het anders oplossen door op onchristelijke uren te werken, en zo files te vermijden. Scheelt anderhalf (minstens) uur per dag. Tussen de 2 in gaan wonen heb ik nooit een optie gevonden: dan moet je allebei een eind. Beter dat 1 van de 2 dan toch dichter bij huis zit.
- In de stad wonen vind ik een voordeel dat ik nooit meer wil opgeven. Ook omdat ik geen rijbewijs heb, en ik zo toch nog dicht bij alles zit. Als het moet, kan ik me alleen redden (ik heb dat gedaan, en ik ben daar trots op). Ook omdat de groter wordende kinderen geen taxi-maison nodig hebben, ze leren zelfstandig worden, en ze appreciëren dat ook. Als ze klein zijn missen ze die tuin soms, als ze groot zijn minder tot niet.
- Wij geven dingen op, ja. Maar we hebben daar geen probleem mee. We zijn allebei huismussen, zijn graag thuis. Ik heb rust in mijn hoofd nodig, het gevoel regelmatig eens op mijn gat te kunnen zitten en tot rust komen. Van hot naar her rennen, het lukt me niet. Het leidt tot een molentje in mijn hoofd dat niet wil stoppen, waar ik zot, ambetant (ook voor de huisgenoten) en vermoeid van word.
- Eén van die dingen die we niet doen, is op reis gaan. Deels voor dat van hierboven (hot en her en hoofd en zot en vermoeid), maar ook omdat we het ons gewoon niet kunnen permitteren.