Weet u nog, die keer, van dat beest in ons huis?
Wel, sedertdien letten we wel op, en laten we ’s ochtends vroeg, als het nog donker is, de achterdeur niet meer openstaan. Zo zot zijn we niet meer.
Maar goed ook, want raad eens wat we gisteren in onze tuin zagen lopen? Jawel, een rat. Een godverdomdemiljaardegekruistegodverdse rat.
Ik zag iets lopen, tussen al het groen in onze tuin (die is momenteel weer een urban jungle), dacht eerst dat het een huppende merel was, maar neen, het had een lange staart. Roefel naar achteraan in de tuin, achter een paar kistjes met hout. ~diepe zucht~
Later zat het beest gewoon op ons terras. Roefel weer naar achter. Niet eens met veel haast. Vadsig ding. Brutaal.
OK, we hebben nog zakjes rattenvergif liggen. Een eerste lading is opgegeten. Voorlopig het beest niet meer gezien.
Hoe we gaan weten dat het dood is? Ik wil er echt nog niet aan denken.
20 jaar woon ik hier al. Nooit zoiets voorgehad. Een keer een muis ja, maar kom, een muis, dat is niet zo erg als een rat. En nu, het tweede jaar op rij. Waar komen die beesten vandaan? Dat is hier een volledig afgesloten blok huizen, volledig afgesloten binnentuinen. Eén keer een rat, OK, tot daaraan toe. Twee keer? Pffffff. Godzijdank zit ze nu in de tuin, en niet binnen in ons huis. De achterdeur wordt angstvallig dicht gehouden.
Ietske teveel natuur in ’t stad, me dunkt.