Vraagt men me ’s vrijdagmiddags op het werk wat ik in het weekend zoal ga doen, en staat er een kinderloos weekend voor de deur, dan is mijn antwoord meestal: “niets”. Maar naar ’t schijnt mag je dat niet zeggen, want ook het plan niets te doen is een plan iets te doen. Wat helemaal juist is, mijns inziens. En dan herpak ik me ook meestal.
En daarbij, dat nietsdoen is behoorlijk relatief. Nietsdoen, dat gaat niet. ’t Is niet dat het hier van de grote, zware, inspannende werken is, maar, er wordt eigenlijk best wel veel gedaan. Aan een gezapig tempo, en de dingen die het meest naar “werk” neigen ’s ochtends, zodat ik de rest van de dag met leuke dingen bezig kan zijn.
- de was gaat altijd door. Wasmachine aanzetten, (beetje wachten), was van de lijn halen, was ophangen, was opvouwen, was naar boven brengen en opruimen, was sorteren, was naar beneden brengen, was in de machine steken.
- zorgen dat we iets te eten hebben (koken, dat is weer iets anders), en meneertje Mertens tot chef van de keuken benoemen.
- in bad gaan.
- boeken lezen (Verdwijningen van Ake Smedberg was mwah, Nietzsches tranen van Irvin D. Yalom ziet er veelbelovend uit)
- spelletjes spelen.
- beetje mailen en facebooken.
- beetje slapen.
- beetje aan de relatie werken.
- weekmenu samenstellen.
- online boodschappen doen.
- koers kijken.
Eigenlijk, feitelijk, is dit veel meer dan niets doen, toch? Alhoewel een groot deel van de bezigheden zich in mijn zetel afspeelt. En ik het huis nauwelijks uitkom. Maar dat heb ik van tijd tot tijd echt nodig. Om daarna weer iets te kunnen doen.
Nochtans kan niets doen zo een deugd doen…
Echt niets doen kan ik niet. Maar het equivalent daarvan, in de zetel zitten en lezen of computeren of een tukje doen of koers kijken, dat kan ik héél goed.