Gisteren was het Ronde van Vlaanderen. Ik keek daar al weken naar uit. Zoals ik in de periode ervoor ook altijd weken uitkijk naar De Omloop, de start van het Belgische wielerseizoen.
Er wordt nogal gemopperd, over die Ronde en zo. Veel te veel aandacht. Veel te veel dingen die moeten wijken. Hype. Maar kijk, de koers en ik, wij zijn dikke vriendjes. Dat is al een aantal jaren zo, en ik mag dat, want ik kreeg dat met de paplepel mee.
Mijn grootvader was een wielerfreak. Reed zelf met zijn fiets naar alle kermiskoersen in de omliggende dorpen. Kwam (en mijn grootmoeder mopperde dan ook) bezweet thuis, want traag fietsen, dat kon hij niet. Soms reed hij een paar rondjes mee met zijn favoriete koereur, om hem aan te moedigen. Hij was toen de 65 jaar al gepasseerd. Als ik eraan terugdenk, moet ik nog steeds grinniken.
Hele namiddagen spendeerde hij voor de TV, kijken naar de Tour de France. Daarna in zijn rieten zeteltje aan de straat, aan de overkant in de schaduw, wachten tot de speciale Tour-editie van de krant rondgebracht werd.
De ironie? Toen de Tour eindelijk door het dorp van mijn grootouders passeerde, was hij zo oud en zo slecht te been, dat hij niet kon gaan kijken. Ook al passeerden de renners aan het eind van de straat. Hij keek op TV.
Mijn vader, dat was ook een wielerfreak. Maar dan van het actieve soort (hoewel mijn grootvader ook actief was), hij fietste zelf. Kermiskoersen. Af en toe ging ik mee, ik herinner me de garages die opengesteld werden voor de renners, en de geur van de zalf die ze gebruikten om hun benen in te smeren. En het geluid van voorbijzoevende fietsers. Een keer heeft hij gewonnen, in het dorp van mijn grootouders nota bene. Vallen deed hij ook af en toe, soms ook zwaar, de keer met de 3 gaten in zijn hoofd was nogal notoir.
Na de kermiskoersen bleef hij fietsen, in de winter thuis op de rollen, in de garage of de gang (dat geluid), in de zomer als wielertoerist met een groepje vrienden. Ik herinner me de rijst die hij at, en de rauwe biefstuk, ’s ochtends als ontbijt.
Op zijn fiets is hij ook overleden, tijdens een fietstocht met die vrienden. Zodat ik gisteren kon zeggen tegen mijn wederhelft, toen de ronde door een dorp nabij Oudenaarde passeerde: daar is mijn vader overleden, op zijn fiets.
Een van die vrienden die erbij was toen hij stierf, was later een leerkracht die ik tegenkwam in het hoger onderwijs. Die me, in aanwezigheid van een volledige (nieuwe, mij quasi onbekende) klas vertelde hoe hij erbij was toen mijn vader overleed. Wat ze nog allemaal geprobeerd hadden om hem te redden. Heel bizarre ervaring was dat.
De koers heeft me een tijd niet veel gezegd, maar stilletjesaan begon de microbe toch te bijten. En nu volg ik de koers. De grote wedstrijden. De renners. Het internet is een zegen op dat vlak. Facebook en Twitter.
En ik vind dat de mensen mogen weurtelen over hypes en teveel aandacht en wat al meer. Mij kan het niet schelen. Ik hou van de koers, het zit in me ingebakken. Ik mag dat dus, en hoef me nergens voor te verontschuldigen.
Wat een mooi verhaal….en over de koers denk ik net hetzelfde. Met Twitter erbij (of Facebook) is het des te leuker om te kijken, je bent plots niet alleen voor de TV.
Dankjewel Els 🙂 Gisteren vond ik het zo meeslepend, dat ik gewoon naar de koers gekeken heb, zonder Facebook en Twitter. Maar meestal volg ik die ondertussen wel. Leuk ook om te lezen wat de renners, verzorgers, ploegleiders en zo zelf schrijven ook.
Mooi mama, echt mooi
Dankjewel Janna 🙂