Als ik naar het werk rij, zo rond half negen, in zo’n mooi stralend prachtig lenteweer als vandaag, dan weet ik het weer. Dan zie ik de stad liggen onder die mooie blauwe hemel. De gebouwen, de bruggen, de torens, de straten, de huizen… dan weet ik het weer. Hoe graag ik deze stad zie. Hoe graag ik in deze stad woon. Hoe ik deze stad nooit of te nimmer zou willen ruilen voor een stekje op den buiten. Hier is het dat ik graag woon. Hier is het dat ik graag deel uitmaak van het dagelijkse leven. Van de stadse drukte, en van de stadse stilte. Van de stadse stenen en het stadse groen. Daar kan voor mij geen plekje natuur, hoe prachtig ook, tegenop.